Stad van weldoeners


Elburg kent in de loop van de eeuwen meerder weldoeners: mannen en vrouwen die liefdadigheid bewijzen aan zieken, passanten, weduwen, wezen, oudere, armen en scholieren.  Er is sprake van een sterke gemeenschapszin en solidariteit binnen de stadsmuren.

Vanaf de 14e eeuw wordt in het Heilige Geesthuis onderdak verleend aan zieken en passanten.

Honderd jaar later stelt Alijt Johan Ghorijsdochter haar huis beschikbaar voor weduwen. 

Het 16e eeuwse Weduwenhofje neemt deze taak over.  De weduwen gedragen zich niet altijd naar behoren: de bestuurders, de ‘besjesvaders’ moeten regelmatig kijvende vrouwen tot de orde roepen.

Ook na de Reformatie verschijnen er weldoeners op het Elburgse toneel.  Het Feithenhof en het Veghenhofje worden gebouwd voor de ouderen en armen, en Maria Herms Courage ontfermt zich in haar testament over ‘behoeftige huisgesinnen’.

Elburg kent in Admiraal Jan Hendrik van Kinsbergen een bijzondere filantroop.  ‘Nederlands laatste zeeheld’ sluit met het stadsbestuur een convenant voor een prestigieuze opleiding voor Talen, Kunsten en Wetenschappen.  Families uit de hoogste kringen, uit binnen- en buitenland, komen hun zonen aanmelden.  Van Kinsbergen steunt het instituut met raadgevingen, schenkingen van boeken en instrumenten en met geld.